Tussen 1850 en 1950 maakte de beeldende kunst een immense evolutie door. Waar in het midden van de 19de eeuw nog herkenbare, figuratieve taferelen gemeengoed waren, zien we dat een eeuw later abstracte schilderijen de toon bepaalden waarin geen herkenbare figuren uit de werkelijkheid werden afgebeeld. Geen enkele stad was zo nauw bij deze evolutie betrokken als Parijs. Op het eind van de 19de eeuw en in het begin van de 20ste eeuw kwamen Europese kunstenaars van overal samen in Parijs. Hier werd bepaald welke richting de kunst zou uitgaan.
De twee musea belichamen deze interessante evolutie. In het Musée de l’Orangerie staat de kunst in de tweede helft van de 19de en de eerste helft van de 20ste eeuw centraal. Er hangen verschillende kunstwerken van impressionisten en postimpressionisten. Het Musée national d’Art moderne, gehuisvest in het imposante Centre Pompidou, bevat dan weer één van de grootste en meest indrukwekkende verzamelingen van moderne en hedendaagse kunst waarbij een groot gamma aan stijlen, kunstenaars en kunstvormen kunnen worden bewonderd.
L’Orangerie en de kunst in Parijs in het midden van de 19de eeuw.
Dit museum is gehuisvest in de orangerie van het voormalige koninklijke paleis (Palais des Tuileries). Een orangerie of een wintertuin is een soort serre waarin exotische planten werden gekweekt of ’s winters hun onderkomen vonden. Het gebouw heeft zijn naam te danken aan de sinaasappelbomen die hier vaak werden gekweekt.
Men bouwde deze orangerie in 1852 in de tuinen van het Palais des Tuileries. De sobere, klassieke architectuur van het gebouw weerspiegelt de tijdsgeest. Kunst ging in het midden van de 19de eeuw over herkenbare thema’s uit de buitenwereld, was figuratief en bezat een zekere harmonie. Dit alles zou in de komende decennia onder druk komen te staan.
Musée de l’Orangerie: de Sixtijnse kapel van het impressionisme
In de Orangerie vind je vooral impressionistische kunst. Als er één kunststroming verbonden is met Parijs dan is het wel het impressionisme. Deze stroming luidde het begin van de moderne kunst in. In de tweede helft van de 19de eeuw zette een groep jonge kunstenaars zich af tegen de klassieke kunst en de gangbare regels. In plaats van lijnen en subtiele penseeltoetsen die concrete vormen weergaven, schilderden deze kunstenaars met vlekken en vegen op een vluchtige manier. Het resultaat was een subjectieve, schetsmatige weergave van de werkelijkheid: een impressie. Deze kunstenaars schilderden geen belangrijke personen of grote historische gebeurtenissen, maar trachtten met hun kunstwerken het vrijetijdsleven, het dagelijkse leven en de natuur vast te leggen.
Claude Monet en Les Nymphéas
De belangrijkste impressionist is zonder twijfel Claude Monet. De impressionistische stroming is genoemd naar zijn schilderij “Impression, soleil levant” (1872), waarop Monet de zonsopgang in het Franse havenstadje Le Havre vereeuwigde.
Monet woonde in het dorpje Giverny, zo’n 80 km ten noordwesten van Parijs. Hij liet er in 1893 een tuin aanleggen met waterlelies in. Deze vijver met waterlelies zou vanaf dan zijn geliefkoosde thema worden op zijn schilderijen. Tussen 1895 en 1926 schilderde Monet maar liefst 250 schilderijen van de waterlelies: “Les Nymphéas”. Aangezien voor de impressionisten elk schilderij een momentopname was, was elk schilderij van de waterlelies van Monet dan ook uniek.
Het orgelpunt van deze reeks is te vinden in de Orangerie van de Tuilerieën. In het begin van de 20ste eeuw speelde Monet met het idee om aan groots project te beginnen. Hij droomde van een eigen gebouw met een decoratie van waterlelieschilderijen. Toen zijn vrouw Alice in 1911 stierf, zat Monet echter diep in de put en stopte hij drie jaar met schilderen. Het was de politicus Georges Clemenceau, een goede vriend van Monet, die de schilder overtuigde om terug te schilderen en hij steunde Monet ook in de totstandkoming van zijn droom. In 1914 startte hij met zijn groots project. De Orangerie was de ruimte waar Monet zijn artistieke droom kon vervullen. Omstreeks 1920 werd er in de Orangerie een ovalen ruimte opgezet die diende voor de permanente tentoonstelling van Monets waterlelies.
De Orangerie is als een tempel van het kijken waarin de schilder zijn gevoel voor planten, water en licht kwijt kon. Wanneer Monet aan zijn groots project begon, had hij al een zekere leeftijd bereikt. Hij zou echter tot zijn dood (op 86-jarige leeftijd) werken aan dit project. De laatste jaren van zijn leven leed Monet echter aan een ernstige vorm van cataract waardoor zijn zicht in verregaande mate vertroebeld was. De landschappen moet Monet dan ook grotendeels uit het hoofd geschilderd hebben en ook voor het mengen van kleuren en het werken met contrast deed Monet in grote mate beroep op zijn kennis van kleuren in plaats van op het zicht. Het eindresultaat is een indrukwekkende ruimte met daarin 8 schilderijen die samen 200 vierkante meter impressionistische kunst bevatten. De opening van de Orangerie in mei 1927 maakte Monet echter niet meer mee. Hij was vijf maand eerder door zijn vrienden ten grave gedragen.
Auguste Renoir: de optimist onder de impressionisten
Naast de kunst van Monet vind je in de Orangerie ook werken van zijn goede vriend Auguste Renoir. Het optimisme waarvoor Renoir bekendstaat, zal je zeker herkennen in zijn werk in de Orangerie. Er hangen verschillende schilderijen met typische thema’s van Renoir: zijn dochter, pianospelende meisjes, stillevens van appels en bloemen… Dit alles is steeds geschilderd met de typerende impressionistische toets.
Het postimpressionisme en Paul Cézanne als vader van de moderne kunst
In het zog van de impressionisten ontwikkelden verschillende kunstenaars hun eigen stijl die deels geïnspireerd was door het impressionisme, maar er ook van afweek. Onder andere Vincent van Gogh, Henri-Toulouse Lautrec en Paul Cézanne worden tot de postimpressionisten gerekend. Ze hadden elk een heel eigen, kenmerkende stijl.
In de Orangerie hangen verschillende schilderijen van Paul Cézanne. Net als de impressionisten Monet en Renoir, vertrekt Paul Cézanne van zijn persoonlijke, zintuiglijke waarneming van de werkelijkheid. Cézanne gaat echter nog een stap verder. Terwijl de impressionisten vooral het moment van het kijken wilden vastleggen, blijft Cézanne lang en veel kijken naar hetzelfde zodat hij de werkelijkheid tot zijn essentie herleidt. Hij brengt de vormen terug tot kernvormen die geometrisch zijn: kubus, cilinder, kegel, cirkel en bol. Cézanne ziet met andere woorden de werkelijkheid als een constructie van geometrische vormen. Deze karakteristiek van de kunst van Cézanne kan je zien in de Orangerie in het schilderij “Le Rocher rouge”. Hij schildert in dit schilderij een natuurgezicht in de Provence. Let op de vorm van de rode rots die herleid is tot een geometrische figuur.
Een tweede kenmerk van het werk van Cézanne is het grote belang dat hij hecht aan kleuren. In vergelijking met de impressionisten gebruikt hij heldere kleuren. Deze kunstenaar creëerde kleurcontrasten door warme en koele kleuren naast elkaar te plaatsen. Dit aspect vind je terug in de vele stillevens met fruit die Cézanne schilderde. In de Orangerie hangen er vijf schilderijen uit deze reeks. Het bekendste is “Pommes et biscuits” (1879-1880).
Ten slotte vind je in de Orangerie ook nog schilderijen van Henri Matisse, André Dérain en Pablo Picasso. Kunstenaars die zich lieten inspireren door het impressionisme en postimpressionisme om tot hun eigen stijl te komen.